Met tassen vol vrolijke rokjes, broeken en katoenen kinderschoenen kan ik onmogelijk de bomvolle Sky Train instappen richting luchthaven. Een taxi dan maar… Eenmaal op het internationale vliegveld koop ik een kaartje voor de bus naar Jomtien. Goed geregeld, vind ik zelf.

Eén tas mag in het bagageruim, de andere drie zeul ik de bus in en ga op de eerste de beste lege plek zitten. Er staat een spichtige blondine naast me. Ik zit op haar plek, zegt ze. Huh? Ze laat haar ticket zien en ja, zij heeft stoel nummer 10. Op mijn formuliertje staat 35, helemaal achter in de bus. Met alle tassen zwabber ik het smalle pad af naar en plof naast een man neer.

Pikzwart geverfd haar, zware gouden sieraden en felrode gympen. Binnen vijf minuten heeft ie z’n hele doopceel gelicht. Hij komt uit Texas, had een Rotterdamse vader, woont 12 jaar in Thailand en zijn Thaise vrouw is net 29 geworden. Hij is 71. Het vrouwtje heeft nog geen dag in haar mooie leventje gewerkt en dat wil ze graag zo houden. Oh, en van kinderen houdt ie niet. A waste of energy and money. Gelukkig wil z’n vrouw ook geen kinderen, ze wil haar figuurtje houden. Dat kan trouwens ook niet, want hij is op zijn 28e gesteraliseerd. Wil ik dit allemaal weten?

Het ratelt maar door. Soms probeer ik wat te zeggen tegen de kloon van Hugh Hefner. Halverwege elke zin van mij komt een verhaal van hem. Ik bied ‘m een Fisherman’s Friend aan. Oh pepermint, I love pepermint. Misschien houdt hij even z’n snavel, maar nee. Er volgt een veelvuldig: ‘Did I mention that…’ Yes, you did.

Voorzichtig pak ik mijn iPad en ga nonchalant een spelletje spelen. ‘Oh Solitaire! I love Solitaire’. Godzijdank is het eindstation in zicht. Ik grabbel mijn tassen bij elkaar en hobbel de bus uit. Over mijn schouder roep ik gedag en maak dat ik wegkom. Wat een zaligheid om nu met een wine cooler in de stille tuin te zitten en dit verhaal te schrijven…

25 juni 2015